Page 9 - havensbank2014_01

Basic HTML Version

Voor personen met rijpe
levenservaring…
Sinds enkele maanden is hier ter plaatse het filmcafé
Bagdad operationeel. De plaats van handeling is
steeds de grote zaal van Us Doarpshûs, de organisatie
is in handen van een aantal lokale cinefielen en enkele
vertegenwoordigers van het Dorpshuisbestuur.
Afgelopen vrijdagavond vertoonde men alweer de
derde film in dit winterseizoen, Funny Bones, de
volgende staat gepland voor 7 maart. Een
leeftijdsadvies wordt, verstandig genoeg, niet
gegeven. Hoe anders was dit zo ongeveer halverwege
de jaren vijftig, en ook later nog…
Een woensdagmiddag in de late herfst van, pakweg,
1955. Drommen jeugdige Wergeasters zetten koers
naar Us Doarpshûs aan de Leeuwarderweg. Een
hoogtepunt in hun nog prille bestaan is aanstaande:
de jaarlijkse propagandafilm van het Rode Kruis. Durk
Boekema sr. uit Warten, als cineast, en Simon
Bovenga, als inleider en bestuurslid van Us
Doarpshûs, heten de kinderschaar van harte welkom
en vertellen het een en ander over de zegenrijke
werkzaamheden van deze organisatie. Overigens, ook
over het zielenheil van hun spruiten hoeven de
Wergeaster ouders zich geen zorgen te maken. Op
alle plakkaten in het dorp staat met vette letters
gedrukt dat deze filmmiddag geschikt is voor ALLE
LEEFTIJDEN. Het programma weerspreekt deze
bewering niet. Kan het onschuldiger dan Woody
Woodpecker en Gezicht op de Deltawerken, in het
voorprogramma? In de pauze wordt ranja verstrekt,
Bovenga neemt nog een verkwikkende slok van deze
lekkernij en kondigt vervolgens de hoofdfilm aan:
Stan Laurel en Oliver Hardy, de Dikke en de Dunne.
Dat gedurende de voorstelling op gezette tijden de
filmspoel vastloopt, de felle belichtingslamp het
begeeft en het filmdoek langzaam uit het lood gaat
hangen waardoor een part van het gebodene tevens
op de belendende deurpost valt waar te nemen, deert
het jeugdige publiek niet in het minst. Immers, deze
incidenten verhogen slechts de feestvreugde en
verlengen hun verblijf op die duistere, geheimzinnige
bovenzaal met tenminste drie kwartier.
Simon Bovenga, bij leven al een legende als kapper
en scheerbaas in het pand op de Grote Buren, waar
nu Teije de Boer en zijn mensen hard op weg zijn om
deze eervolle status van hun illustere voorganger te
evenaren, was een geziene persoon in ons dorp.
Vanwaar dan toch die milde spot als over hem werd
gesproken? Wellicht lag het aan zijn gestalte. Deze
oogde inderdaad verre van weldoorvoed, een
hedendaagse obesitas patiënt had hem wellicht met
jaloerse blik enige tijd nauwkeurig gadegeslagen. Zijn
knokige handen, waarmee hij schaar, kam en mes
hanteerde, ontbeerden elke gram overtollig vlees
zodat de geachte clientèle, wiens hoofdhuid hij met
welriekende oliën hardhandig masseerde, zich een
ogenblik onderworpen meende te voelen aan de
martelpraktijken van Thomas de Torquemada, dat
menslievende hoofd van de Spaanse Inquisitie.
Oudere Wergeasters, die Simon nog goed hebben
gekend, vertellen met graagte en zonder enige
overdrijving dat zij hem ooit tijdens een zware
regenbui achter een hekkelstok hebben zien schuilen
en dat hij, toen de bui eenmaal was overgedreven,
hier kurkdroog achter vandaan kwam. Verhalen, als
zou zijn eigen schaduw geen gelijke tred met hem
kunnen houden en daardoor geruime tijd later aan de
kapsalon arriveerde dan diens voortsnellende patroon,
zijn zwaar overdreven en kunnen gevoeglijk als
apocrief worden beschouwd. Ook zijn techniek van
haarknippen kwam soms op een ludieke manier onder
vuur te liggen. Op een Nieuwjaarsmorgen kon een
vroege wandelaar een groot bord ontwaren dat tegen
de deur van de scheer-en kapsalon was geplaatst. De
tekst vermeldde de volgende waarschuwing: ‘Hier
komt men met knippen nooit klaar, negen maal in de
lucht, éénmaal in het haar’. Hier was geen
overdrijving bij, de barbier stal de show. Maar Simon
kon wél bogen op een uitgebreide klantenkring uit alle
geledingen van het dorp, hij dwong respect af en kon
gevat uit de hoek komen.
Als goed katholiek bekleedde Bovenga ook diverse,
kerkelijke functies. Zo was hij kerk-en armmeester,
koorzanger en……hoeder van de goede zeden op
filmgebied. In zijn kwaliteit van keurmeester
beoordeelde hij het filmaanbod in de Leeuwarder
bioscopen. Niet dat hij zich persoonlijk op de hoogte
stelde van het gebodene, neen, de kwalificaties van
de Filmkeuring in Ons Noorden, dat voortreffelijke
dagblad dat helaas ter ziele is gegaan, dienden hem
hiertoe als leidraad.
Dit waren de aanbevolen criteria:
a.
betekende alle Leeftijden
b.
was toegang boven 14 jaar
c.
boven 18 jaar
d.
was voorbehouden aan personen met rijpe
levenservaring.
Elke week knipte Bovenga het betreffende stuk uit de
krant en bevestigde dit met enige punaises op een
bordje dat goed zichtbaar in het portaal van de
Katholieke Kerk werd opgehangen. Het hoeft geen
betoog dat wij elke week met aandacht het
filmaanbod in Cinéma, Tivoli en Leeuwarder Bioscoop
bestudeerden. A. en B. werden minachtend
overgeslagen, onze belangstelling was vooral
gefixeerd op C. en D. Met welluidende en veel-
zeggende titels als ‘Broeierig verlangen’, ‘Liefde in de
hooimijt’, of de ‘Fatale kus’, werd onze puberale
nieuwsgierigheid bovenmatig gewekt en lapten wij de
Filmkeuring en zijn criteria maar wat graag aan onze
laars. Juist, deze betutteling had een averechtse
uitwerking. Zij maakte slapende honden wakker. In
de loop van de jaren zestig werd de Filmkeuring in
deze rigide vorm dan ook afgeschaft, voortaan
maakte men zelf wel uit wat men wel of niet wilde
zien.
Het zal ook in deze tijdsspanne zijn geweest dat het
zangkoor Sint Caecilia haar welverdiende, jaarlijkse
trip maakte naar een ver oord, in dit geval Schiphol.
Maar ook de fraaie binnenstad van Amsterdam lonkte
en buschauffeur Durk Boekema, van de Wartenster
bus, stelde voor een paar uren in de hoofdstad te
vertoeven.
5