Page 11 - havensbank2014_02

Basic HTML Version

Wergea, ook een groot sportdorp
Waar een klein dorp groot in kan zijn, dit hoor je vaak als er op sportief gebied een (inter)nationale prestatie wordt
geleverd. Zeker ten tijde van bijvoorbeeld de olympische spelen waar de dorpen Empe, Goirle, Oudeschoot en de
stad Zwolle glimmen van trots van de prestaties van Ireen Wüst, de gebroeders Mulder, Sven Kramer en Stefan
Groothuis. Ook wordt er in bijvoorbeeld Bedum met trots gekeken naar de prestaties van hun zoon Arjen Robben in
het Nederlands Elftal en is men massaal fan van Bayern München, wie had dat 10 jaar geleden gedacht? De vraag
rijst natuurlijk waarin is ons dorp groot geweest op sportief gebied? Deze vraag houdt ook enkele redactieleden van
de Havensbank bezig. In het eerste deel van deze nieuwe serie, een samenvatting en modernisering van het
zelfgeschreven relaas door de Wergeaster domineeszoon Minne Hoekstra, over zijn winst in de allereerste
Elfstedentocht verreden in 1909.
Nadat ik mij urenlang had gebogen over mijn boeken had ik behoefte aan wat afwisseling. Gelukkig viel de
Leeuwarder Courant in de bus. In de rubriek stadsnieuws viel mijn oog op een aankondiging van de Nederlandse
Bond van Lichamelijke Opvoeding die het plan hadden opgevat een Elfstedentocht op de schaats te laten rijden
onder leiding van de Friese IJsbond. Uiteraard was dit niet het enige bericht in de krant, maar mijn gedachten
bleven wel bij dit ene korte bericht. Nu heb ik al sinds mijn jonge jaren sterk de behoefte om op sportief gebied
overal de eerste te zijn. Toen ik mijn familie vertelde van mijn voornemen om mee te doen aan eventuele
Elfstedentocht verklaarde men mij voor gek. Op het moment dat ik het bericht in de Leeuwarder Courant las was
een Elfstedentocht nog ver weg, maar gelukkig zo richting de kerst gingen de molens naar het oosten draaien,
daalde de thermometer en steeg de barometer waardoor ik hoop begon te krijgen. Dat deze hoop terecht was bleek
uit het bericht dat de 1
e
Elfstedentocht is vastgesteld op 2 januari 1909.
Op nieuwjaarsochtend werd ik wakker van gerikketik op het zinken dak,
het weer was omgeslagen en het regende licht. Gelukkig bleef het ook
vriezen zodat ik enigszins in een bedrukte stemming de ijzers onderbond
om vast naar Leeuwarden te gaan waar ik de nacht voor de start zou
doorbrengen bij vrienden. Aangekomen bij Hotel Amicitia deed ik mijn
schaatsen uit en vroeg aan de eerste de beste bediende of de tocht door
zou gaan. Gelukkig antwoordde deze bevestigend zodat ik nog wat inkopen
heb gedaan voordat ik mijn bed opzocht bij mijn gastvrije vrienden waar ik
snel in slaap viel.
Om kwart voor vier ging de wekker en tijdens het eten ontdekte ik dat het
buiten zachtjes regende. Gelukkig brandt in Amicitia licht en voeg ik mij bij
het bestuur van de Friesche IJsbond. De voorzitter, de heer Hijlkema, staat
op en maakt bekend dat de tocht doorgaat. Nadat alle namen zijn opgelezen
blijken er 24 deelnemers te zijn. De heer Hijlkema roept: “Nu dan, heren, een
goede reis” en de 24 deelnemers glijden in het donker richting Dokkum.
Het is mistig en er valt zelfs een klein beetje motregen zodat het water opspat
terwijl wij schaatsen. Nog in Leeuwarden vallen twee metgezellen en zijn doornat.
Voorbij Birdaard ontkom ook ik niet aan dit onheil, mijn verloren pet had ik snel
weer gevonden, maar helaas verdween mijn lorgnet (bril aan een handvat) spoorloos. Toen wij de eerste
bebouwing van Dokkum binnenreden kwamen de koplopers ons alweer tegemoet.
Na de registratie spoedden wij ons weer richting
Leeuwarden op jacht naar de 3 koplopers. Gelukkig
wordt het langzaam wat lichter zodat het zicht steeds
beter wordt. Voor de 2
e
keer kwamen wij aan in
Leeuwarden, op naar Franeker! Op de Harlinger
trekvaart kom ik al snel alleen te zitten. Het ijs is
werkelijk erbarmelijk, allemaal schotsen wat het
schaatsen niet gemakkelijk maakt. Ik probeer wat te
eten en vlak voor Franeker heb ik de vijf koplopers
ingehaald. Gezamenlijk gaan wij richting Harlingen. Ook
hier is het ijs erg slecht. Al vrij snel houden de heren
Binnema en Schaap het voor gezien en blijven er drie
koplopers over: de journalist Jan Feith (in Dokkum op
het ijs gestapt, dus buiten mededinging), Gerlof van der
Leij en ik. In Harlingen laven wij ons aan een beker warme melk, komen wij op de foto en nadat wij hadden
afgerekend ging het richting Bolsward. Tot aan Arum was het ijs nog steeds van slechte kwaliteit, maar gelukkig
knapte het daarna langzaam op. In Bolsward werden wij geestdriftig onthaald door de bewoners want per telegram
was onze komst al aangekondigd. Wij spraken af een kwartiertje te rusten. Wij eten wat en drinken chocolademelk.
Van de burgemeester ontvangen wij een flinke hoeveelheid pepermunt om te delen. Zelden heb ik zo lekker
gezeten, maar de plicht roept, wij vertrekken, richting zuidwesthoek!
6